Verhalen van de Zeedijkers

Chris Bruinsma (69)

Voormalig rechercheur, woont al 20 jaar op de Zeedijk

Chris Bruinsma kwam 30 jaar geleden door zijn werk als rechercheur al regelmatig op de Zeedijk. Hij leerde de buurt kennen en raakte er een beetje aan verslaafd. Toen hij opzoek moest naar een nieuwe woning, werd hij met open armen ontvangen door zijn onderbuurvrouw en koningin van de Zeedijk, Tante Aal. Dat is inmiddels 20 jaar geleden. Hij heeft de wijk zien veranderen van een no-go area waar postbezorgers geen post durfde te bezorgen, ramen dichtgetimmerd waren en op elke hoek in verdovende middelen werd gehandeld, naar een gemoedelijke buurt met een ons kent ons-cultuur. Een verandering die volgens Chris te danken is aan de bouw van het hotel Barbizon en voormalig directeur van NV Zeedijk, Jack Cohen, die zich hard hebben gemaakt om van de Zeedijk een veilige en levendige plek te maken.

Het fijnste aan de Zeedijk is dat alles bij de hand is, van slager tot supermarkt. “Wil ik ergens heen dan stap ik gewoon op de tram, een auto is nergens voor nodig. Het is prettig om naar beneden te lopen, een babbeltje te maken en weer verder te gaan.” Verhoef en café ’t Aepjen zijn Chris’ lievelingsplekken. Hier komt hij af en toe om een drankje te doen en bij te kletsen met andere buurtbewoners. Eén ding is zeker, Chris wil nooit meer weg van de Zeedijk.

“Vroeger en nu op de Zeedijk, een verschil van dag en nacht. Ramen werden dichtgetimmerd, kapotte elektriciteitsdraden werden niet vervangen, post werd niet bezorgd, kortom het was een no go zone. Wel had je op een mooie zomerdag op het terras altijd een mooie voorstelling, van tuig dat letterlijk en figuurlijk de straat (het district) uit werd geschopt.”
“De Zeedijk is vandaag de dag een pretpark, het is onvoorstelbaar.”

“Wat jammer is, is dat het ouderwetste en gemoedelijke grotendeels verdwenen is. Zaken gaan open en dicht maar verder is er weinig binding in tegenstelling tot vroeger. Al met al is het een reuze gezellige wijk, ik zou er nooit weg willen. Alles is bij de hand, van slagerij tot supermarkt. Wil ik ergens heen dan stap ik gewoon op de tram, een auto is nergens voor nodig. Het is prettig om naar beneden te lopen, een babbeltje te maken en weer verder te gaan. Ook voordat ik met pensioen ging was het erg handig, twee keer rollen en ik was op het bureau. Mijn lievelingsplekken op de Zeedijk zijn Verhoef en ’t Aepjen, voorheen kwam ik er bijna iedere dag, nu doe ik af en toe ’s avonds een drankje.”